Daarnaast
zijn er de anadrome vissen (bijv. zalm die opgroeien in zout water en
zich voortplanten in zoet water. De katadrome vissen zijn vissen die
zich in zee voortplanten en opgroeien in zoet water, zoals de paling.
Jonge blankvoorn leeft van watervlooien en muggenlarven. De blankvoorn vindt zijn voedsel op zicht, zodat hij in troebel water de concurrentie verliest met de brasem, een vis die zijn voedsel uitfiltert met zijn kieuwzeef.
In de winter trekken de blankvoorns naar diepere en rustige plekken, zoals jachthavens. Ook de roofvis volgt de blankvoorn naar deze overwinteringsplekken.
De blankvoorn wordt in Nederland niet gegeten, maar is wel belangrijk als voedselbron voor commercieel belangrijkere vissen als snoekbaars, baars en snoek.
Ondanks zijn wat kleine formaat is het door zijn massale voorkomen een vis waar heel veel op gevist wordt door sportvissers met fijn materiaal. In de winter kunnen ook mooie vangsten worden gerealiseerd op de overwinteringsplaatsen, zelfs met de vliegenhengel.
Er bestaan diverse vormen van de karper:
De verschillen worden met name bepaald door het schubbenpatroon;
De karper is net als de brasem een vis die de bodem omwoelt, dit noemt men azen. Vooral in de vroege ochtend direct na zonsopgang kan men dit waarnemen. De vis staat dan vaak rechtop in het water en door het gewoel in de bodem ziet men afhankelijk van de soort bodem trossen kleine dan wel grotere belletjes opstijgen naar de oppervlakte. In ondiep water kan men soms aan de staartvin zien om wat voor vis het gaat. De karper doet dit als hij op zoek is naar eten, voornamelijk planten en waterinsecten. De karper is geen roofvis. In tegenstelling tot de brasem aast karper ook in de ondiepe sterk begroeide gedeeltes van het water en dicht tegen de oever".
Tegenwoordig wordt de karper regelmatig uitgezet ten behoeve van de sportvisserij. Uitzetten blijkt veelal noodzakelijk omdat de omstandigheden:
van het Nederlandse water niet optimaal zijn voor voortplanting. Karpervissen is sinds begin jaren negentig erg populair geworden vanwege de kracht en omvang (gewicht) van de dieren. Ook de in Engeland ontwikkelde selectieve wijze van vissen met boilies, het "bolt rig" systeem (zelfhaaksysteem) met electronische beetverklikker heeft zeker tot de populariteit bijgedragen. Karpers komen nu bijna wereldwijd voor. In Noord-Amerika en Australië wordt de soort als een plaag gezien en bestreden. Ook in Zuid-Afrika komt de karper voor.
De brasem is een scholenvis, zelfs de hele grote exemplaren komen nog in kleine groepjes voor. Op gunstige plaatsen graven de brasems gezamenlijk in de modder of het zand, waar ze eetbare bodemdiertjes uitfilteren. Modder en plantendelen worden weer uitgespuugd. Soms schakelen brasems over op watervlooien of andere diertjes in de middelste waterlagen. Ze prefereren de dieper gedeeltes van het water. 's Avonds en 's nachts azen ze wel vaak op ondiep water. Soms zijn dan overdag nog de 10 tot 15 cm grote 'brasemputten' te zien langs ondiepe oevers.
Door het behoorlijke formaat en de grote aantallen brasems in vrijwel elk water in Nederland is dit een populaire vis voor de hengelsport. Voor de viswedstrijden is deze vis het belangrijkst.
Belangrijk bij het vissen op brasem is het voeren. Aan het voer moet ook voldoende eetbaar levend materiaal worden toegevoegd, zodat de brasem op de voerplek kan blijven eten en de school dus op de visplek aanwezig blijft. Het haakaas moet zo stil mogelijk op de bodem blijven liggen. Favoriete aassoorten zijn:
Van oudsher werd er met lange vaste hengels op brasem gevist, maar recentelijk zijn daar de matchvisserij en de feedervisserij. De matchvisserij maakt gebruik van werphengels waarmee grote dobbers goed geworpen kunnen worden. Bij de feedervisserij wordt een gaaskorf met lokvoer samen met het aas ingeworpen.
Mannetjes zijn goed te onderscheiden aan de grotere buikvinnen. Ze reiken tot voorbij de anus en hebben ook een sterk verdikte eerste vinstraal.
De oorspronkelijke Nederlandse zeeltvariëteit heeft een donker mosgroene kleur, maar in het verleden zijn ook meer licht bronskleurige zeelten uitgezet.
De zeelt komt voor in het grootste deel van Europa en W.-Azië in allerlei wateren met een rijke onderwatervegetatie. Ze komen voor in alle denkbare stilstaande en langzaam stromende wateren met een vrij zachte bodem. Ook in zand en grindafgravingen komen zeelten voor die daar ook flinke formaten kunnen halen. Brakke en vegetatiearme wateren worden gemeden.
In Nederland is de zeelt talrijk in allerlei wateren en in wateren waar door de uitbundige plantengroei zuurstofgebrek kan ontstaan is de zeelt vaak de dominante vissoort.
Er geldt een minimummaat van 25 cm voor de zeelt (Visserijwet). Voor de beroepsvisserij is de zeelt niet belangrijk.
Met de hengel kan de zeelt gevangen worden met bijvoorbeeld:
Voor de baars geldt in Nederland een vangverbod van 1 april tot de laatste zaterdag van mei. Het is in die tijd ook niet toegestaan een regenworm als aas te gebruiken. In België mag je de baars het heel jaar door met maden of wormen vangen en meenemen, van juni tot december mag je deze vis ook met levende of dode visjes of kunstaas vangen. Denk er wel aan dat je geen levende vissen mag meenemen.
Om de forellenstand op peil te houden worden vele forellen in kwekerijen kunstmatig uitgebroed en daarna in zoet water uitgezet. In het najaar worden de geslachtsrijpe forellen gevangen; men vangt sperma en eieren zorgvuldig op in een bakje en mengt ze om bevruchting te verzekeren. De eieren worden dan in broedbakken in stromend water gebracht, waar ze 's winters blijven. Vroeg in de lente komen de jongen uit en men zet ze dan kort daarna uit in stromend water.Dankzij beheersmaatregelen in de natuur worden steeds meer paaigronden hersteld en is er hoop op een terugkeer van de beekforel.
Tegenwoordig is er een vrij intensieve sportvisserij op snoek en wordt het als 'not done' gezien om snoeken mee te nemen. Dit heeft tot gevolg gehad dat tegenwoordig weer veel grote snoeken worden gevangen. Ook de vangmethoden zijn sterk gewijzigd sinds niet meer met levend aas mag worden gevist.
Er wordt veel vanuit boten gevist met diverse technieken: de verticaalvisserij met shads of ratelaars, het werpen met pluggen of jerkbaits, of het slepen met pluggen, shads of spinners. Vanaf de kant wordt ook veel met kunstaas gevist, met name met pluggen en spinners. De snoek wordt dan veel gevonden bij kenmerkende structuren, zoals duikers, kruisingen of uiteinden van sloten, rietkragen, overhangende bomen en bruggen. 's Winters worden vaak diepere stukken opgezocht waarbij de snoek zich in de buurt van grote scholen rustende witvis ophoudt.
Op groot wateren worden vaak plantenbedden opgezocht of structuren zoals autowrakken. Heel grote snoeken zijn 's zomers ook wel midden in de waterkolom op groot water aan te treffen. Deze grote snoeken zijn erg mobiel en volgen de scholen prooivis.
Een succesvolle manier om vanaf de kant op grote snoek te vissen is met dood aas (vaak vette zeevis als haring, sardien of makreel), dat liggend kan worden gevist of zwevend onder een dobber bevestigd kan worden, waarbij grotere oppervlakten afgevist kunnen worden. Verder is het van belang om onderlijnen te gebruiken die niet doorgesneden kunnen worden.
Voor het onthaken is een telefoontang of speciale onthaaktang eigenlijk onontbeerlijk, vanwege de vele zeer scherpe tanden in de bek van de snoek. De bek kan geopend worden door de snoek bij de overgang van de onderkant van de kieuwen naar de onderkaak vast te pakken (kieuwgreep). Met deze greep kunnen ook zeer grote snoeken goed met de hand geland worden (wel het lichaam met de hand ondersteunen) en wordt de vis minder beschadigd dan met het een landingsnet. Bij hoge temperaturen is de snoek erg kwetsbaar en moet ze zo snel mogelijk worden teruggezet.
Houd ook rekening met de gesloten tijd voor snoek, van april tot en met juni mag niet op snoek worden gevist en moeten eventueel gevangen exemplaren meteen teruggezet worden. In maart, april en mei mag ook niet gevist worden met dode vis of kunstaas.
Gelukkig worden onze katten steeds ouder! Op senior leeftijd kunnen katten alleen wel veel last van ongemakken krijgen, zoals bij het naar de kattenbak gaan.
Konijnen hebben gevoelige darmen. Daarom is het belangrijk dat konijnen veel en goed eten. In dit artikel lees je wat konijnen mogen eten en ze wat absoluut niet mogen eten.
In dit artikel lees je waarom paddenstoelen gevaarlijk zijn voor je hond en wat je moet doen als je hond een paddenstoel gegeten heeft.